Ik lig in bed. 't Is allang kinderbedtijd. De zomer duurt en duurt. Die middag hebben we in de teil gespeeld. We werden helemaal nat. Dat mocht: 't is immers zomer. Na het eten moesten we toch echt naar bed. Ik mag een kwartiertje later naar bed dan mijn broertje. Die slaapt al. Ik word naar bed gebracht door mijn vader.
"'t Is zo warm, mag het raam open?", vraag ik.
"Beloof je dat je niet uit het raam gaat hangen?"
Ik beloof het.
De ramen worden opengezet en het gordijn vangt wat wind.
De zon speelt met het gordijn en af en toe valt er een streepje zonlicht tegen de zijmuur boven mijn bed.
Ik hoor koffiekopjes rammelen. Ze worden op de tafel in de tuin gezet.
Mijn vader is inmiddels in de tuin gekomen en lokt een merel, door met een fluitconcert te beginnen. De merel antwoordt.
Mijn moeder babbelt met de buurvrouw. Over het hekje. Ieder in haar eigen tuin. De buurhond Hassan blaft. Nadat hij stil is, hoor ik afwisselend de stem van mijn moeder en die van mevrouw de Vries. Ik kan niet horen wat zeggen. Hoeveel moeite ik ook doe.
Ineens hoor ik m'n moeder zeggen: "Ik ben 36!"
36? galmt het door mijn hoofd.
36! Wat heb ik een oude moeder.
36. Dat vertel je toch niet. Als je zo oud bent, zeg je toch niet hoe oud je bent.
36. Dat ga ik nooit halen.
Ik kijk naar mijn broertje. Hij slaapt.
Zou hij weten dat onze moeder zo oud is? Nee, hij slaapt.
Voor hem is het al morgen.
Voor mij nog lang niet. Ik kan de slaap niet vatten.
't Is ook zo warm.
En buiten is het nog zo licht!
Pantoem
Ik lig in bed en de hele wereld is nog buiten.
Mijn broertje slaapt al,
voor hem is het al morgen.
De zon speelt met het gordijn.
Mijn broertje slaapt al.
Het gordijn vangt wat wind,
de zon speelt met het gordijn
een streepje zonlicht valt op de zijmuur.
Het gordijn vangt wat wind.
Het is nog zo warm.
Een streepje zonlicht valt op de zijmuur.
Buiten is het nog zo licht.
Het is nog zo warm.
De zomer duurt en duurt.
Buiten is het nog zo licht.
Ik lig in bed en de hele wereld is nog buiten.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten